De pieper heeft het zwaar. Nederlanders zijn in vijf jaar tijd bijna 20 procent minder aardappels gaan eten.
Nederland is heel goed in friet
Op Zaterdag 7 oktober was in het Groningse Hornhuizen het Aardappelfeest, georganiseerd door vrijwilligers. Met eten, cultuur en sprekers, onder wie Jan van Hoogen.
Jan van Hoogen was in 1988 één weekend BN’er toen hij bij het televisieprogramma Wedden, dat..? honderd aardappelrassen bij naam kon noemen – hoewel hij nu wel durft te bekennen dat het bij het proeven hielp dat hij de kiemen erbij zag.
Van Hoogen werkte toen nog bij het Rijksinstituut voor rassenonderzoek in Wageningen. Inmiddels is hij directeur van aardappelcoöperatie Agrico, dat voor telers over de hele wereld rassen ontwikkelt. Met vorig jaar een omzet van 290 miljoen euro.
Jan van Hoogen, directeur Agrico
Hij is zelf nogal verguld met de Carolus – vernoemd naar de zestiende-eeuwse botanicus Carolus Clusius die de aardappel voor het eerst beschreef en verspreidde in Europa. In de jaren zeventig ging een Wageningse expeditie voor deze pieper in de Andes al op zoek naar wild materiaal, vertelt Van Hoogen. Maar een aardappel die het rond de evenaar goed doet, is niet per definitie geschikt voor Nederlandse teelt. Hij is het eigenlijk per definitie niet: een aardappel uit de Andes is een kortedagplant. Als je die zomaar in de Hollandse klei zet, met meer daglicht, brengt hij niets op.
Wat de veredelaar dan doet, is kruisen met andere rassen en weer terugkruisen met het Andes-piepertje met z’n rode oogje, en nog een keer, jaar na jaar, net zo lang tot hij genoeg opbrengt en nog steeds z’n beste oorspronkelijke eigenschappen heeft. Intussen is hij mooi egaal van vorm geworden en zijn de oogjes wat minder diep. Want knoestige piepers met holle ogen, die koopt niemand.
Like to receive news like this by email? Join and Subscribe!
Join Our Telegram Channel for regular updates!
Highlighted Company
Potato varieties mentioned
Sponsored Content
Sponsored Content
Sponsored Content
Sponsored Content
Sponsored Content